Tijdens de Grote Noordelijke Oorlog werd Pruisen een cockpit voor Rusland en Zweden. Belangen van Pruisen, zijn grondgebied waren als een kleine verandering alleen in confrontatie met machtige buren. Als gevolg hiervan kwam soldaat-koning Frederik Willem I (vader van de toekomstige Frederik II de Grote) tot de conclusie dat de monarch zo ver gerespecteerd werd door zijn buren als zijn regimenten geducht zijn.
Daarom was de regeringstijd van de vader van Frederik de Grote de tijd van gestage versterking en vervolmaking van het Pruisische leger. De behoeften van het leger worden de belangrijkste behoeften van de staat ten nadele van kunst, wetenschap en natuurlijk alle luxe. 6 miljoen daalders van iets meer dan 7 miljoen daalders aan jaarlijkse inkomsten waren uitgegeven voor defensie. Zelfs zijn eigen begrafenis liet Frederik Willem I zo bescheiden mogelijk uitvoeren.
Nadat hij een uitstekend leger had geërfd, gebruikte Frederik de Grote hetzelfde maximaal succesvolle. In de loop van voortdurende oorlogen met buren breidde Pruisen zijn grondgebied uit en versterkte het zich stevig tussen Europese staten als gelijkwaardige.
Grenadiers waren elite in Europese legers. Tijdens gevechten hadden ze handgranaten gebruikt die met zich meedroegen in een aantal speciale tassen. Granaten waren in die tijd holle ijzeren kogels met een diameter van 7 tot 15 cm en waren vrij zwaar. Heel vaak moest men het gebruiken onder continu vuur van de vijand, verder was het nodig om een bepaalde tijd te wachten alvorens te gooien om het teruggooien van granaten onmogelijk te maken.
Dergelijke taken werden van grenadiers geëist om fysiek zeer sterk te zijn, een hoog uithoudingsvermogen en een kolossale tegenwoordigheid van geest te hebben, dus tijdens man-tegen-man-gevechten waren ze een verpletterende en dreigende kracht.